De promovendi vertellen: 8 vragen aan Hilde Krom
20 Dec 2022
1. Wat is de titel van uw proefschrift?
“Pediatric feeding problems and disorders: Psychosocial associations, tube feeding and tube weaning”
2. Wat is de datum en locatie van uw promotie?
20 januari 2023, Agnietenkapel (Universiteit van Amsterdam)
3. Hoe bent u ertoe gekomen om dit promotieonderzoek te gaan doen? ('Hoe bent u erin gerold?')
Tijdens de opleiding Geneeskunde heb ik mijn wetenschappelijke stage gedaan over voedingsproblemen bij kinderen op de Eetpoli van het Emma Kinderziekenhuis / AUMC (nu Diagnostisch Centrum Voedingsproblemen) onder supervisie van dr. Angelika Kindermann en prof. dr. M.A. Benninga. Daar ben ik geïnspireerd geraakt door de bevlogenheid van alle professionals en heb me steeds meer verdiept in voedingsproblemen bij kinderen. Na mijn opleiding kreeg ik de kans om het onderzoek voort te zetten in een promotietraject.
4. Kunt u een korte beschrijving geven van het onderzoeksonderwerp en de -methoden?
Voedingsstoornissen kunnen leiden tot een bedreiging van gezondheid, groei en ontwikkeling van kinderen. Problemen in de voeding kunnen ontstaan wanneer een of meerdere biopsychosociale factoren uit het normale, doch complexe, voedingsproces verstoord raken. Veel kinderen met voedingsstoornissen hebben een complexe medische voorgeschiedenis, zoals prematuriteit of neurologische, cardiorespiratoire en gastro-intestinale aandoeningen.
Deel I van dit proefschrift gaat over voeding en voedingsproblemen bij kinderen in het algemeen en bij bepaalde aandoeningen. Hoofdstuk 1 gaat over voeding en voedingsproblemen bij Inflammatory Bowel Disease (IBD). Hoofdstuk 2 plaatst voeding, voedingsgedrag en voedingsproblemen in het licht van de huidige COVID-19 pandemie.
Deel II beschrijft psychosociale associaties van voedingsstoornissen bij zowel kind als ouders. De hoofdstukken 3 en 4 gaan over de kwaliteit van leven van kinderen met een vermijdende restrictieve voedselinnamestoornis en die van hun ouders. Daarnaast geeft hoofdstuk 4 de lasten van ouders weer.
Deel III betreft sondevoeding. In hoofdstuk 5 onderzoeken we de prevalentie van kinderen die thuis sondevoeding krijgen in Nederland. In hoofdstuk 6 vergeleken we middels een retrospectieve studie de incidentie van wondinfecties en andere complicaties bij het plaatsen van een percutane endoscopische gastrostomie (PEG) in kinderen van 0-18 jaar met en zonder antibioticagebruik.
Helaas kan langdurige sondevoeding sondevoedingsafhankelijkheid tot gevolg hebben, waarbij voedingsproblemen persisteren nadat de primaire medische oorzaak voor de sonde reeds opgelost is. Deel IV gaat over het weanen, ofwel ontwennen, van sondevoeding. Hoofdstuk 7 is een review waarin we het ontstaan, voorkomen en behandelen van sondevoedingsafhankelijkheid beschrijven. In hoofdstuk 8 onderzoeken we de effectiviteit van de klinische hongerprovocatie, een methode om jonge sondevoedingsafhankelijke kinderen te weanen, op korte en lange termijn. Daarnaast onderzochten we factoren, die geassocieerd worden met succesvolle behandeling.
5. Wat zijn de meest klinisch relevante/ meest opvallende resultaten van uw onderzoek?
- Jonge kinderen (0-5 jaar oud) hadden een lagere kwaliteit van leven op verschillende domeinen vergeleken met gezonde en chronisch zieke kinderen
- Ouders van kinderen met voedingsproblemen ervaren vaker onbegrip vanuit de omgeving vergeleken met ouders van gezonde kinderen en willen graag met een professional spreken.
- De prevalentie van kinderen in Nederland die thuis sondevoeding krijgen is 83-92:100.000 kinderen per jaar
- De klinische hongerprovocatie is zowel op korte als lange termijn een effectieve methode om kinderen te weanen (ontwennen) van sondevoeding
- De COVID-19 pandemie lijkt dan ook een grote impact op zowel kinderen met voedings- en eetproblemen als hun ouders te hebben
6. Waar kijkt u het meest naar uit op de dag van uw verdediging?
De hele dag staat voor mij symbool aan de afsluiting van een mooie periode, waarin ik heel veel heb geleerd zowel op klinisch als onderzoeksgebied, veel inspirerende mensen heb mogen ontmoeten (patiënten tot ouders tot collega’s) en daarnaast omringd ben geweest door gezellige etentjes en uitjes met collega’s.
7. Waar ziet u het meest tegenop op de dag van uw verdediging?
Nergens
8. Wie is uw grote voorbeeld?
Mijn copromotor Angelika Kindermann! (hiervoor verwijs ik graag naar mijn dankwoord)